home *** CD-ROM | disk | FTP | other *** search
/ De Interactieve IQ Test / De Interactieve IQ Test.iso / data / inleid2.txt < prev    next >
Text File  |  1995-10-14  |  6KB  |  82 lines

  1. De geschiedenis van de intelligentietest
  2.  
  3. Het begin van het testen ligt minder dan een eeuw terug. De psychologie is 
  4. het kind van twee nogal verschillende ouders: de filosofie, die voor veel van de 
  5. eerste probleemstellingen zorgde, en de fysiologie, die vele van de eerste methoden 
  6. leverde. Filosofen zijn altijd ge∩nteresseerd geweest in de kenvermogens van het 
  7. verstand, d.w.z. die vermogens die betrekking hebben op intellectuele processen: het 
  8. denken en de waarneming van de buitenwereld. En de psychologen kwamen al vroeg op 
  9. het denkbeeld dat sommige fysiologische begrippen als de relatieve snelheid van de 
  10. zenuwimpulsen in het centrale zenuwstelsel te maken zouden kunnen hebben met de 
  11. verschillen in intellectuele begaafdheid. Een aantal benaderingen van dit vraagstuk 
  12. werd geprobeerd, waaronder het meten van de reactiesnelheid van de kniepeesreflex, 
  13. d.w.z. de snelheid waarmee de voet omhoog gaat wanneer er met een rubberhamertje 
  14. tegen de knieschijf getikt wordt. Het resultaat van al dit werk was tamelijk 
  15. negatief: neurologische verschillen van het onderzochte type, bleken geen 
  16. onderscheid aan te geven tussen bijzonder intelligente studenten en mensen die 
  17. mentale defecten hadden, ≤f de toegepaste methoden waren niet nauwkeurig genoeg om 
  18. deze verschillen aan het licht te brengen. Dezelfde uitkomst kreeg men toen er 
  19. pogingen werden gedaan om de hersens van bijzonder begaafde en bijzonder domme 
  20. mensen te wegen en te ontleden; er werden wel enige onbetekenende verschillen 
  21. gevonden, maar die waren te onduidelijk om grond te bieden aan de verwachting dat 
  22. dit een vruchtbare benadering was. Tenslotte kwam de Franse psycholoog Binet met 
  23. iets dat niet alleen de juiste weg bleek, maar ook zeer voor de hand liggend; het 
  24. denkbeeld dat mentale kwaliteiten en functies gemeten moesten worden door mentale 
  25. testen die duidelijk op deze kwaliteiten en functies betrekking hadden. In 1904 
  26. benoemde het ministerie van openbaar onderwijs in Parijs een commissie om de beste 
  27. opvoedingsmethoden te bestuderen voor in Parijs schoolgaande kinderen met minder dan 
  28. normale begaafdheid. En het was ter gelegenheid van deze praktische behoefte dat 
  29. Binet zijn eerste schaal ontwierp. Hij stelde een serie van dertig opgaven of testen 
  30. samen die bedoeld waren een beroep te doen op het vermogen tot oordelen, op het 
  31. begripsvermogen en op het vermogen tot logisch denken. De vraagstukken waren zo dat 
  32. zij begrepen en opgelost konden worden zonder dat een speciale schoolopleiding nodig 
  33. was. Het kind kreeg een kaart voorgelegd waar een cirkel op stond met een opening 
  34. erin. Daarna kreeg het een potlood en werd hem gezegd: `Dit is een tuin waarin je je 
  35. bal verloren hebt; de opening in de cirkel is de ingang. Gebruik je potlood om me te 
  36. laten zien hoe je je bal zou opzoeken.' Elke systematische wijze van zoeken - in 
  37. steeds kleiner wordende cirkels of op en neer langs parallelle paden - werd als een 
  38. goede oplossing beschouwd, maar een doelloos rondzwerven als onjuist.
  39. De vraagstukken varieerden aanzienlijk in moeilijkheidsgraad en Binet rangschikte ze 
  40. van gemakkelijk tot moeilijk door voor iedere vraag het percentage juiste antwoorden 
  41. dat gegeven werd door verschillende groepen kinderen, te noteren. Deze 
  42. benaderingswijze voerde hem tenslotte tot het begrip æmental ageÆ, verstandelijke 
  43. leeftijd, door middel waarvan hij de testen die driejarige kinderen normaal 
  44. oplosten, groepeerde tot het niveau van het driejarige kind, en zo voor alle 
  45. leeftijden. Toen hij dit had gedaan, was hij in staat de `verstandelijke leeftijd' 
  46. vast te stellen van ieder kind dat de test onderging, door te noteren tot welke 
  47. moeilijkheidsgraad het kind nog juiste antwoorden gaf. Wanneer dus een kind de 
  48. testen voor een achtjarige goed deed, maar bij de testen voor een negenjarige 
  49. faalde, dan had dat kind een verstandelijke leeftijd van acht jaar, onafhankelijk 
  50. van zijn werkelijke leeftijd. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid hier nog testen aan 
  51. toe te voegen, zodat een kind dat alle testen van het niveau van een achtjarige goed 
  52. heeft gedaan en ook nog de helft van de testen voor de negenjarige, een 
  53. verstandelijke leeftijd van acht en een half zal hebben. De eerste mensen die 
  54. hiermee werkten, drukten de intelligentie of het gebrek aan intelligentie uit in het 
  55. verschil tussen werkelijke leeftijd en verstandelijke leeftijd. Een kind van tien 
  56. jaar met een verstandelijke leeftijd van acht is dus twee jaar achter, terwijl een 
  57. kind van zes met een verstandelijke leeftijd van negen drie jaar voor is. Dit is 
  58. geen manier om intellectuele superioriteit of inferioriteit uit te drukken om twee 
  59. met elkaar samenhangende redenen. Wanneer een kind van twee jaar zijn leeftijd twee 
  60. jaar vooruit is, mag men dit een zeer zeldzame en opmerkelijke prestatie noemen; 
  61. minder dan ΘΘn op de vijftigduizend kinderen bereikt dit resultaat. Maar zijn 
  62. leeftijd twee jaar vooruit zijn wanneer men dertien of veertien jaar oud is, is niet 
  63. opmerkelijk en zegt weinig. Het is dus duidelijk dat men een meer uniforme maatstaf 
  64. nodig heeft. Bovendien zal men merken dat wanneer men kinderen herhaaldelijk test, 
  65. het aantal jaren dat ze achter of voor zijn, toeneemt als ze ouder worden. Een kind 
  66. dat op tweejarige leeftijd twee jaar voor is, zou ongeveer acht jaar voor zijn op 
  67. achtjarige leeftijd. Wat constant blijft, is eerder de verhouding van de 
  68. verstandelijke leeftijd ten opzichte van de werkelijke leeftijd dan het verschil, en 
  69. het is deze verhouding (die gewoonlijk wordt vermenigvuldigd met 100 ter wille van 
  70. het decimale stelsel) die men aanduidt als het intelligentiequotiδnt (IQ). 
  71.  
  72. Laten we eens twee kinderen nemen, beiden met een verstandelijke leeftijd van acht. 
  73. Het eerste heeft een werkelijke leeftijd van zes jaar en zijn IQ zal dus 133 zijn; 
  74. het andere heeft een werkelijke leeftijd van twaalf en voor dit kind wordt dus een 
  75. IQ van 67 berekend. Het IQ heeft onmiddellijk populariteit gekregen, en ondanks zijn 
  76. vele onvolkomenheden is het waarschijnlijk een van de meest bekende psychologische 
  77. begrippen gebleven onder leraren, psychiaters, maatschappelijk werkers en anderen 
  78. die op een of andere wijze bij de psychologie zijn betrokken.
  79.  
  80.  
  81.  
  82.